Vestingstad Gorinchem
Gorinchem is rond het jaar 1000 aan de oevers van de Linge ontstaan als vissersnederzetting rond de hoeve van Gorik. Vanaf de 13e eeuw ontwikkelde Gorinchem zich onder het bewind van de Heren van Arkel tot een middeleeuwse stad die in 1382 stadsrechten kreeg. Toch werd Gorinchem in 1417 ingelijfd door Holland. De aansluiting bij Holland heeft Gorinchem veel voorspoed gebracht. Gorinchem groeide uit tot de achtste stad van Holland.
Aan het eind van de 13e eeuw werd de nederzetting in een vesting veranderd met door palissaden versterkte wallen. In de 14e eeuw werden deze wallen verbeterd met stenen muren en torens. In de 16e eeuw werd de stad uitgebreid en de vestingwallen vernieuwd. Deze vestingwallen zijn nu nog bijna volledig intact. Van de vier stadspoorten die destijds geplaatst zijn is alleen de Dalempoort nog over. De Waterpoort siert nu de tuin van het Rijksmuseum in Amsterdam.
La Caponnière
La Caponnière, was een van de laatste verdedigingswerken die op de Gorcumse stads- of vestingwallen werden gebouwd. De bouw van deze bomvrije geschutsplaats hing samen met de aanleg van het Merwedekanaal in 1893. Kanonnen, mitrailleurs en geweren bestreken van daaruit niet alleen de Merwede, maar ook de schutssluis, het kanaal, de wegen erlangs, de bruggen erover en de Kanselpoort.
De Caponnière werd in de wal onder het maaiveld verzonken en met aarde afgedekt. Ze kwam te rusten op een betonnen fundering, waarvoor 192 houten heipalen met een lengte van 20 meter in de grond werden geslagen. Daarop verrezen boven elkaar 2 lokalen van elk 3 bij 15 meter. Het verdedigingswerk werd tot boven de hoofdingang opgetrokken in baksteen met muren van 143 cm dik.
De vesting Gorinchem en zo ook la Caponnière maakt onderdeel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
De (Nieuwe) Hollandse Waterlinie
De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een militaire verdedigingslinie die zich uitstrekt van de voormalige Zuiderzee bij Muiden tot aan de Biesbosch. De Linie lag als een beschermende krans rondom de steden van Holland: Muiden, Utrecht, Vreeswijk, Gorinchem en was ongeveer 85 km lang en 3 tot 5 km breed.
Het verdedigingswapen van de Hollandse Waterlinie was het water. Dit was te danken aan een ingenieus waterhuishoudkundig systeem van sluizen, inundatiekanalen en bestaande waterwegen en -keringen. Een schijnbaar klein laagje water, gemiddeld maar 40 cm. diep, was genoeg om het land verraderlijk en moeilijk begaanbaar te maken voor mensen, voertuigen of paarden. Tegelijkertijd was het te ondiep om per boot te bevaren. Totaal kon de Waterlinie binnen een kleine 3 weken onder water worden gezet. Dit noemt men inundatie. Op zwakke punten werd de natuurlijke verdedigingslinie aangevuld met onder meer forten, kazematten en (groeps)schuilplaatsen. Daarnaast bestaat de Nieuwe Hollandse Waterlinie uit vijf vestingsteden; Muiden, Weesp, Naarden, Gorinchem en Woudrichem.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft haar waarde als verdedigingslinie nooit echt kunnen bewijzen, maar is wel drie keer (gedeeltelijk) in staat van verdediging gebracht. De eerste keer was in 1870 toen de Frans-Duitse oorlog dreigde uit te draaien op een Europese oorlog. De tweede keer was tijdens de Eerste Wereldoorlog en de laatste keer in 1939 toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak.Tijdens de Tweede Wereldoorlog, wanneer de Duitse luchtmacht over de onder water gezette gebieden en forten vliegt, blijkt dat de Linie zijn verdedigingswaarde grotendeels heeft verloren. De meeste forten zijn intact, maar hebben hun militaire functie verloren. Steeds meer verdedigingswerken krijgen een nieuwe functie, bijvoorbeeld als congrescentrum of proeflokaal.
Meer informatie over de (Nieuwe) Hollandse Waterlinie in het algemeen of over Gorinchem in het bijzonder?